Alfabetisch Bijbels [ingekort] register van de letter F
Farizeeër betekent ‘afgescheidene’- zij vonden de mensen zondig in hun ogen – in
werkelijkheid waren zij schijnheilig!; zij onderscheiden zich door hun
‘wetsgetrouwheid’; Een Farizeeër staat in ambt, waardigheid en aanzien
gelijk met wat nu een kardinaal in Rome is.
(GJE 1-18)) - Farizeeën interpreteren letterlijk, erkennen ook de
mondelinge overlevering - Farizeeën =
intelligentsia, woordvoerder of predikant. Farizeeërs zijn theologen.
Familie verlaten
vanwege Jezus -
Ik en velen met mij hebben alles, zelfs vrouw en kinderen
verlaten en zijn Hem onvoorwaardelijk gevolgd, omdat we Hem daden zagen
verrichten die volgens ons geen mens ooit kan doen en omdat we Hem tevens zo wijs
hoorden spreken als vóór Hem nog nooit een mens gesproken heeft en ná Hem
waarschijnlijk nooit iemand meer spreken zal.[ bron:
GJE1-53]
Feest der joden zoals het Paasfeest, Loofhuttenfeest, de Grote
Verzoendag, Purimfeest, Pinksterfeest;
Filistijnen – een volk, dat aan de Palestijnse kust woonde; zij waren altijd een
nachtmerrie voor de Israelieten. De Filistijnen veroverden regelmatig stukjes
van het joodse land. Hun voornaamste steden waren Gaza, Asdod,Askelon, Gath
[Gad] en Ekron. De Filistijnen kwamen o.a. van het eiland Kreta; ze waren goede
vakmensen; vooral in het smidsvak waren ze heel bedreven en konden daardoor dan
ook sterke en zware strijdwagen maken. Goliath, de reus was één van hen en werd
door de herdersjongen David, die ook koning werd, verslagen; Genesis 10:14
vermeldt hun herkomst. Amos 9:7 noemt Kreta als hun stamland, de aartsvijanden
van de Israelieten;
Filemon
[Philemon] aan hem is de kortste – dus achteraan geplaatste brief van Paulus
gericht. Hij woont te Kolosse. [Phil.23,24 en Kol.4:9] waar hij een
huisgemeente leidt;
Filippenzen – Paulus heeft een zeer persoonlijke, goede band met hen; [Phil. 4:15]
Filippus
[paardenvriend] woonachtig in Betsaida, aanwezig bij de spijziging van de 5000;
een rondtrekkende evangelist; woont [later] in Caesarea; één van de twaalf
discipelen;hij bemiddelt voor de Grieken, die Jezus willen zien; heeft vier
dochters die profeteren; [het kan hier ook om twee Filippussen gaan!]
Flavius
Jozefus – een joodse geschiedschrijver
uit Jeruzalem [37-100 A.S.] – Hij gaat als advocaat voor joodse, aangeklaagde
priesters in 64 naar Rome. Wordt officier in het romeinse leger en beleeft de
val van Jeruzalem in 70. Keert terug naar Rome en schrijft daar zijn boeken:
Oudheden van de Joden; de oorlog van de Joden. Daarin wordt de gehele
geschiedenis behandeld. Hij deelt veel bijzonderheden mee die niet in de Bijbel
te verwachten en te vinden zijn; hij zwijgt over Jezus en vat Jezus leven
slechts in enkele zinnen samen; Hij schrijft in 72 n. Chr. als joodse geschiedschrijver.
‘Om deze tijd (30-33 n. Chr. [waarschijnlijk 25-28]) leefde Jezus, een mens vol
met wijsheid, wanneer men Hem überhaupt een mens mag noemen. Hij deed namelijk
ongelooflijke dingen en was leraar voor velen, die graag deze wijsheid opnamen.
Hij trok veel joden en heidenen aan. Hij was de Christus (dat wil zeggen de
Gezalfde voor God), de Messias, die de joden in het OT hoop gaf. Hij wordt
echter aangeklaagd en Pilatus veroordeelde Hem tot de kruisdood, hoewel
diegenen die Hem vroeger geliefd hadden, hem ook nu niet ontrouw waren. Hij
verscheen hen op de 3e dag levend, zoals door de profeet is
voorzegd. Tot nu toe heeft het christenvolk, die zich naar Hem noemen, niet
opgehouden te bestaan’.
Frankrijk = Gallië;
[bron: Het Bijbels Namenboek
Jurriaan Wijchers en Simon Kat, Bijbels woordenboek Lize Stilma & De Nieuwe
Openbaringen – Jakob Lorber – 1840]
UpToDate 2024-2025